C.E.P. Vermeulen, Op zoek naar de Gotische Tradition.
Een onderzoek in Cassiodorus' Variae en Jordanes' Getica (Rotterdam 1999).
Copyright © 1999-2006 by C.E.P. Vermeulen. E-mail: mail@charlesvermeulen.com inhoudsopgave | vorige | volgende
4. ConclusieIn deze studie is het denken van Reinhard Wenskus met betrekking tot de 'Germaanse' stammen vanaf de late IJzertijd tot en met de vroege middeleeuwen toegepast op de zogeheten Goten. Het ging daarbij om iets wat volgens Wenskus de stam tot meer maakte dan slechts een politieke gemeenschap, te weten de Tradition. Deze Tradition zou de stam namelijk tot een etnische groep maken. Centraal stond de vraag of het bestaan van een Gotische Tradition kon worden aangetoond. Daartoe zijn eerst de kenmerken op een rijtje gezet die Wenskus aan Tradition toekent. Onderscheiden werden de volgende kenmerken:
1) Traditionen omvatten vaak genealogieën. De belangrijkste hiervan
is die van het koninklijk huis. Deze begint altijd met de stamvader van de
stam als geheel. Het kan daarbij voorkomen dat verschillende van dergelijke
stamvaders in zo'n genealogie bijeen zijn gevoegd. Vervolgens is gekeken waar het bewijsmateriaal door gevormd werd, dat het bestaan van de Gotische Tradition zou aantonen. Dit is gedaan aan de hand van het onderzoek naar de Goten van Herwig Wolfram, de voornaamste vertolker van Wenskus' visie. Volgens Wolfram is het bewijsmateriaal te vinden in Jordanes' Getica. Dit werk uit het midden van de zesde eeuw is volgens hem namelijk een samenvatting van Cassiodorus' verloren gegane Historia Gothorum. In dit laatste werk, dat ergens in de eerste helft van de zesde eeuw geschreven moet zijn, zou de Gotische Tradition zijn verwerkt zoals die circuleerde onder de Amalen, het beroemde Ostrogotische koningsgeslacht, rond de Amaalse koning Theodorik de Grote. In het denken van Wolfram met betrekking tot de Getica bleken vier verschillende stappen te onderscheiden:
1) Theodoriks Ostrogoten, die op het moment dat Cassiodorus' zijn
Gotengeschiedenis schreef in Italië gevestigd waren, vormden een etnische
groep/stam. Stap 1 en 3 zijn in deze studie in het kort behandeld. Uit onderzoek met betrekking tot stap 1 bleek dat Theodoriks Ostrogoten misschien geen etnische groep vormden. Met betrekking tot stap 2 is erop gewezen dat het betwijfeld moet worden of de Getica slechts een samenvatting van de Historia Gothorum is en of de Getica wel inzicht kan verschaffen in mondelinge tradities in de omgeving van Theodorik de Grote. Centraal in deze studie stonden de andere twee stappen. De stappen leverden de volgende vragen op:
1) Kan aan de hand van andere bronnen achterhaald worden of Cassiodorus in
de verloren gegane Historia Gothorum Gotische Tradition heeft
verwerkt? Het onderzoek bleef bij de beantwoording van deze vraag beperkt
tot Cassiodorus' Variae. In de literatuur is het namelijk altijd dit
werk dat wordt aangehaald, wanneer uitspraken worden gedaan over de inhoud
van de Historia Gothorum. Afgezien dan van de Getica. Maar
met het oog op de grote onenigheid die er bestaat over de vraag in hoeverre
Jordanes' werk gebaseerd is op de Historia Gothorum, is er hier voor
gekozen om de Getica niet als bron voor de Historia Gothorum
te gebruiken. Het onderzoek in de Variae wees uit dat er bepaalde ouderlingen waren die beschikten over kennis in hun geheugen over het verleden van de Amalen. Het bleek echter niet te zeggen of deze kennis de kenmerken vertoonde van een Tradition. Bovendien was het onwaarschijnlijk dat Cassiodorus bij het schrijven van de Historia Gothorum van deze kennis gebruik heeft gemaakt. Mocht hij dit wel hebben gedaan, wat niet geheel uit te sluiten was, dan moest de bijdrage van deze kennis in ieder geval marginaal zijn geweest. Het onderzoek in de Getica, vervolgens, toonde dat de bewijsvoering voor de stelling dat er een variant van de Gotische Tradition in de Getica is verwerkt, weinig overtuigend is. Gezocht is in de Getica naar een stamnaam, genealogieën, een Herkunftssage, gentilistisch denken en aanwijzingen voor het gebruik van orale bronnen. Elk van deze kenmerken van Tradition was in de Getica zichtbaar, maar telkens was het onzeker of we wel met Tradition van doen hadden. Om te beginnen waren er inderdaad namen in de Getica te onderscheiden die mogelijk stamnamen betroffen (Goten, Visigoten en Ostrogoten). Of dit daadwerkelijk het geval was, kon niet worden gezegd. De beantwoording van deze vraag hing namelijk samen met de vraag of de Goten, de Visigoten en de Ostrogoten stammen waren, en dat was een kwestie die in dit onderzoek slechts gedeeltelijk opgelost kon worden. De genealogie der Amalen, vervolgens, was mogelijk gebaseerd op uit de klassieke literatuur afkomstige kennis. Het gentilistische denken en het verhaal over de oorsprong van de Goten, de Visigoten en de Ostrogoten, konden ook afkomstig zijn van een klassiek schrijver. De verwijzingen naar het gebruik van orale bronnen door Jordanes, tenslotte, waren eveneens te interpreteren als verwijzingen naar het gebruik van klassieke bronnen of brachten weer andere problemen met zich mee.
Per saldo moet het antwoord op de centrale kwestie in deze studie, te weten
of het bestaan van een Gotische Tradition kan worden aangetoond, als
volgt luiden. Het bewijs voor het bestaan van een Gotische Tradition
zou gevormd worden door een overgeleverde variant ervan, de Gotische
Tradition zoals die circuleerde in de kring van Amalen rond Theodorik
de Grote. De bewijsvoering die deze stellingname moest schragen, bleek in
vier schakels onder te verdelen. Hoewel slechts twee van deze schakels hier
uitvoerig zijn behandeld, is duidelijk gebleken dat aan alle vier de schakels
grote problemen verbonden zijn. Het kon daardoor weliswaar niet bewezen worden
dat er geen Gotische Tradition bestond, maar dat zij wel bestond bleek
evenmin hard te maken. Wat betekenen de onderzoeksresultaten nu voor het onderzoek naar de Goten en dat naar de vroegmiddeleeuwse stammen in het algemeen? Ten eerste is het idee dat de Gauten, de Gutonen, de Visigoten etcetera door middel van een Tradition met elkaar verbonden waren, op de helling komen te staan. Verder onderzoek moet nu uitwijzen of er een andersoortig verband bestond tussen deze groepen. Het gegeven dat de namen zo sterk op elkaar lijken doet vermoeden van wel. Ten tweede is Wenskus' denken met betrekking tot de Germaanse stammen ernstig ondermijnd door de ontmaskering van de Getica als bron waarin een variant van de Gotische Tradition is verwerkt. Afgezien van Paulus Diaconus' Historia Langobardorum is er uit de zesde tot en met de negende eeuw namelijk geen enkele aan de oorsprong van een stam gewijde bron bekend die niet door de Getica is beïnvloed. De eerstvolgende bruikbare teksten, zoals de Saksengeschiedenis van Widukind van Korvei of het Nibelungenlied, verschijnen pas in de tiende eeuw of daarna. De vraag is daarom gerechtvaardigd of Wenskus' etnogenese-theorie wel geschikt is om de gemeenschapsvormende krachten te beschrijven die ten grondslag lagen aan de vroegmiddeleeuwse stammen. Amory's onderzoek naar Ostrogotisch Italië biedt in ieder geval interessante alternatieven.
|
![]()
|