C.E.P. Vermeulen, Op zoek naar de Gotische Tradition. Een onderzoek in Cassiodorus' Variae en Jordanes' Getica (Rotterdam 1999).

Copyright © 1999-2006 by C.E.P. Vermeulen.

E-mail: mail@charlesvermeulen.com

inhoudsopgave | vorige | volgende


3. Is er in de Getica een variant van de Gotische Tradition verwerkt? (vervolg)

3.1 Genealogieën

Als eerste kenmerk zagen we dat in Traditionen vaak genealogieën voorkwamen. De voornaamste van deze genealogieën was die van het koningshuis. Deze genealogie ving altijd aan met de stamvader van de stam als geheel. Het kwam daarbij voor dat verschillende van zulke stamvaders, die elk gekoppeld moesten worden aan een etnogenese-proces, in zo'n genealogie bijeengebracht werden. Dit diende het samengaan van de met deze stamvaders verbonden stammen in een nieuwe politieke eenheid te legitimeren. Een dergelijke genealogie was dan afkomstig van de dominante groep binnen de ontstane eenheid.

In de Getica treffen we inderdaad een genealogie aan en deze is bovendien van een koningshuis, namelijk dat der Amalen (Getica 78-81). Historici zijn het er over eens dat Jordanes deze genealogie van Cassiodorus heeft overgenomen. |1| Het is echter de vraag of Cassiodorus deze genealogie, met behulp van klassieke etnografische geschriften, zelf heeft gemaakt of dat Theodorik hem een genealogie kon aanreiken die al voorhanden was in de Gotische Tradition. Wolfram is stellig overtuigd van het laatste. Volgens hem hebben we te maken met Theodoriks familietradition en alszodanig bestond deze genealogie al voordat zij bij Cassiodorus terecht kwam. |2| Er zitten echter nogal wat haken en ogen aan Wolframs standpunt. In het nu volgende zullen alle argumenten die voor Wolframs standpunt lijken te pleiten aan een kritische analyse onderworpen worden.

In het vorige hoofdstuk, om te beginnen, bleek dat Cassiodorus de Historia Gothorum grotendeels had geschreven met behulp van geschriften. Het had er zelfs alle schijn van dat hij voor dit werk helemaal geen mondelinge bronnen had gebruikt. Wenskus voert hier in de Reallexikon der Germanischen Altertumskunde |3| tegenin dat er al een 'Amalertradition' bestond, voordat Cassiodorus in 507 bij de Amalen in dienst trad, |4| omdat hiervoor al leden van Theodoriks familie namen met het element 'amal' erin droegen. Theodorik had een zus met de naam Amalafrida en zijn dochter had hij Amalaswintha genoemd. Daarom moeten we de bijdrage van Cassiodorus en andere Romeinen aan de constructie van de stamboom der Amalen niet overschatten. |5|

Wenskus, en in navolging van hem, Wolfram, |6| zien hier echter bij over het hoofd dat Theodorik en diens zus Amalafrida de eerste waren van wie we kunnen zeggen dat ze het element 'amal' 'hergebruikten' (voor de namen van hun dochters respectievelijk Amalaberga en Amalasuintha). Een blik op de stamboom der Amalen zoals die door Wolfram is gereconstrueerd (figuur 1) |7| leert dat er voor Theodorik en Amalafrida in het geheel geen namen voorkwamen met het element 'amal' erin en dat het element pas nadien opduikt in namen van familieleden van Theodorik. |8| Dus als er reeds een 'Amalertradition' bestond voordat Cassiodorus was geboren, dan lijkt het er op dat deze pas ten tijde van Theodorik en Amalafrida op gang gekomen is. Tenminste, als Wenskus over voorbeelden van 'Amalertradition' uit een verder verleden beschikte, had hij er, naar ik aanneem, zeker melding van gemaakt. |9| Waar het hier om gaat is dat Theodorik gedurende zijn verblijf in Constantinopel als gijzelaar (459-ca. 469) in zijn kinderjaren grondig in de klassieke cultuur moet zijn onderricht. |10| Bij het op gang brengen van een 'Amalertradition' heeft hij (of Amalafrida) dus van diens kennis van de Romeinse/Griekse literatuur gebruik kunnen maken. Ook zonder 'de Romein' Cassiodorus kon daarom een op de klassieke literatuur gebaseerde 'Amalertradition' in het leven geroepen worden. Dus of de genealogie nu van Cassiodorus of Theodorik afkomstig is doet niet terzake. Daarmee is Wenskus' kritiek weerlegd.

Laten we vervolgens de passage in de Getica eens onder de loep nemen waaruit de genealogie afkomstig is. Amory meent dat Jordanes hier beweert dat de genealogie afkomstig is uit de Gotische legenden (fabulae) (Getica 79). |11| Mogelijk betreffen deze legenden de Gotische Tradition (zie paragraaf 3.4). Als Amory gelijk heeft en als de legenden inderdaad de Gotische Tradition betreffen, dan zou het erop neerkomen dat Jordanes aangeeft dat de genealogie afkomstig is uit de Gotische Tradition. Het is echter onzeker of met fabulae wel verwezen wordt naar de Gotische Tradition. |12| Bovendien zegt Jordanes niet dat de genealogie afkomstig is uit de fabulae, maar dat Gapt volgens de Gotische fabulae de eerste was van een reeks tot halfgoden (Ansis) uitgeroepen koningen: '(...) proceres suos (...) non puros homines, sed semideos id est Ansis vocaverunt. (...) Horum ergo heroum, ut ipsi suis in fabulis referunt, primus fuit Gapt.' (Getica 79 in combinatie met 78) Het kan natuurlijk zijn dat Jordanes wel bedoelt dat de genealogie uit de fabulae afkomstig is. Maar het feit dat het er niet staat, zorgt er voor dat we dat niet met zekerheid kunnen zeggen.

Een ander argument dat aangedragen kan worden om aan te tonen dat de stamboom der Amalen afkomstig is uit de Gotische Tradition is het volgende. Wolfram meent dat de namen in het eerste deel van de stamboom, dat wil zeggen het deel tot Hermanarik (figuur 2, de namen in het omlijnde gedeelte), oorspronkelijke, niet-klassieke namen betreffen. |13| Dat de personen in de stamboom volgens de Getica door de Goten Ansis werden genoemd, lijkt daar wel op te wijzen; deze Ansis zijn namelijk zonder meer de Asen uit de Noordgermaanse gedichten. Gapt, bovendien, is volgens Wolfram dezelfde als de in de Scandinavische bronnen voorkomende Gaut. |14| . Tevens mag de gelijkenis tussen de naam van Gapts zoon Hulmul en die van de stamvader van de Denen en de Angelen Humli op zijn minst treffend heten. |15| Dit alles kan echter niet als argument gelden, omdat in de klassieke etnografie van oudsher al niet-klassieke namen werden opgetekend. |16| Cassiodorus hoefde voor deze namen dus niet een Tradition tot zijn beschikking gehad te hebben; evengoed kan hij ze aan de klassieke literatuur ontleend hebben.

Een ander argument dat Wolfram aandraagt om aan te tonen dat de stamboom uit de Gotische Tradition afkomstig is, is het volgende. Wolfram meent dat we niet met zomaar een reeks in willekeurige volgorde staande, niet-klassieke namen te maken hebben, maar dat de namen juist in een heel specifieke, namelijk chronologische volgorde staan. Waar het tweede deel van de stamboom bestaat uit historische personen, bestaat het deel dat daaraan voorafgaat ten dele uit namen die gelieerd moeten worden aan de diverse Gotische etnogenese-processen die zich door de tijd heen voorgedaan hebben, aldus Wolfram. Gapt staat volgens hem voor de etnogenese van de Gauten in Scandinavië, Amal voor de etnogenese van de Amalen, Hisarnis voor die van de Gutonen in een door Kelten gedomineerde omgeving in Noord-Polen en Ostrogotha voor die van de Ostrogoten in het Zwarte-Zeegebied. |17| Als dat zo is, dan is het waarschijnlijk dat de genealogie inderdaad afkomstig is uit een Tradition. Het is immers typisch voor uit Traditionen afkomstige, koninklijke genealogieën dat zij beginnen met namen die etnogenese-processen representeren. Aan Wolframs interpretatie kleven echter de nodige problemen. In het nu volgende zullen we van elk van de zojuist opgesomde namen uit de genealogie der Amalen nagaan, of het aangetoond kan worden dat deze namen aan etnogenese processen gekoppeld moeten worden.

Om te beginnen de naam Gapt. Hoe komt Wolfram erbij dat deze naam aan de etnogenese van de Gauten gekoppeld dient te worden? Volgens Wolfram betekent 'Gauten' mogelijk 'zonen van Gaut'. Wanneer we daarbij in ogenschouw nemen dat de namen Gaut en Gapt, zoals we eerder al zagen, volgens Wolfram inwisselbaar zijn, dan zou dat betekenen dat Gapt bij de Gauten als stamvader heeft gegolden. |18| In dat geval is het inderdaad waarschijnlijk dat Gapt staat voor de etnogenese van de Gauten.

Deze lezing is echter te eenvoudig. Om te beginnen moet gezegd worden dat Gaut niet alleen in verband gebracht kan worden met Gotische groepen. Ook de Langobardische koningen Audoin en Alboin meenden namelijk af te stammen van 'Spitzenahn' Gaut. Net zoals de stambomen van Angelsaksische koninklijke families met 'Gaut-Géat' aanvingen. |19| Bovendien geeft Wolfram zelf aan dat er geen verband hoeft te bestaan tussen de godheid Gaut en de naam Gauten: 'Does the root Gut/Gaut - which means "the one who pours out" - derive from the Scandinavian river that drains the huge Vener into the Kattegat [the Götaälv], or are the Goths and Gauts the "men" or even the "stallions" in the sense of "seed spreaders"? Or are the Gauts and Goths perhaps the sons of Gaut, the god of war, who is the leader of war bands both in Scandinavia and in Germania? Since the Gothic tradition provides evidence for all of these interpretations, to select one and exclude the others is arbitrary.' |20| Tot slot moet er op gewezen worden dat de naam 'Gapt' mogelijk onder Latijn sprekenden gecirculeerd heeft, voordat zij bij Cassiodorus terecht kwam. Volgens Wolfram is 'Gapt' namelijk een onder invloed van een Laatlatijnse klankwet getransformeerde variant van 'Gaut' (zie noot 14). Dit maakt het onwaarschijnlijk dat Cassiodorus de naam aan de Gotische Tradition heeft ontleend. Al met al kunnen we stellen dat het onzeker is of de aanwezigheid van Gapt in de stamboom der Amalen verklaard moet worden uit de etnogenese van de Gauten.

Over naar de naam 'Amal' nu. Waarom moet deze naam volgens Wolfram gelieerd worden aan de etnogenese van de Amalen? Wolfram meent dat er tussen de namen 'Amal' en 'Amalen' eenzelfde relatie bestaat als tussen de namen 'Gapt' en 'Gauten'. De naam 'Amalen' betekent volgens hem 'zonen van Amal' en Amal heeft daarom bij de Amalen gefungeerd als stamvader. Bijgevolg kan de naam 'Amal' aan de etnogenese van de Amalen gekoppeld worden. |21| De positie van Amal in de stamboom levert echter een probleem op. Omdat Amal in de genealogie der Amalen nog voor Ostrogotha komt, meent Wolfram dat er al Amalen waren voor dat de etnogenese van de Ostrogoten plaats had. Deze etnogenese laat hij tegen het einde van de derde eeuw n. Chr. plaats vinden. Dus volgens Wolfram waren er al voor het einde van de derde eeuw mensen die zich Amalen voelden. |22| Eerder in deze paragraaf bleek echter dat het niet aantoonbaar is dat er voorafgaand aan de generatie van Theodorik de Grote, die geboren werd in de tweede helft van de vijfde eeuw, al sprake was van een 'Amalertradition'. De naam 'Amalen' lijkt pas sinds Theodorik een rol te gaan spelen. Hierdoor moet het betwijfeld worden of de positie van Amal in de stamboom wel samenhangt met de volgorde waarin de Gotische etnogenese-processen zijn voltrokken als Wolfram meent.

Vervolgens moeten we ons afvragen of de vierde naam, Hisarnis, 'de IJzere', gekoppeld moet worden aan een etnogenese binnen een Keltische context. Laten we eens kijken hoe hij tot dit idee is gekomen. Wolfram stelt dat de Goten als Gutonen in de eerste helft van de eerste eeuw n. Chr. tot de Lugiërs behoorden. En omdat de Lugiërs toen als Kelten werden beschouwd, |23| kunnen we zeggen dat de Goten deel uitmaakten van de Keltische invloedsfeer. Bovendien hadden de Kelten een monopolie op ijzer ten opzichte van de Germanen, dus ook ten opzichte van de Gotische stammen. Dat betekent dat wanneer in de Gotische Tradition iemand met de naam 'de IJzere' een belangrijke plaats krijgt toebedeeld, we te maken hebben met een deel van de Tradition dat teruggaat op een tijd dat een of andere Gotische stam zich bevond in een door Kelten gedomineerde omgeving. Deze Gotische stam moet dan wel de Gutonen betroffen hebben. |24|

Problematisch aan Wolframs argumentatie zijn drie dingen. Ten eerste licht een verband tussen Hisarnis en de Gutonen minder voor de hand dan bijvoorbeeld in het geval van Amal en de Amalen. Want in tegenstelling tot Hisarnis zou Amal kunnen worden opgevat als een eponieme heros, dat wil zeggen een godheid aan wiens naam een stam zijn naam ontleent. Ten tweede gaat Wolfram er ten onrechte vanuit dat we een onderscheid kunnen maken tussen een Germaanse en een Keltische cultuur; ten onrechte, omdat onderscheid tussen Kelten en Germanen alleen op linguïstische gronden gemaakt kan worden. Maar zelfs dat onderscheid is in het Scandinavië en Noord-West-Europa van rond het begin van onze jaartelling niet te maken doordat we niet over inheemse geschreven bronnen uit deze tijd beschikken. |25| Tot slot hoeft de naam 'Hisarnis' niet te duiden op een tegenstelling tussen een groep met een monopolie op ijzer en een groep zonder ijzer. Evenzeer kan het zijn dat de naam wat zegt over de drager ervan. Hisarnis was misschien iemand die over een indrukwekkend arsenaal aan ijzeren wapens beschikte of iemand die bekend stond om zijn hardvochtige karakter. Of wellicht was 'de IJzere' een groot veroveraar. Zo stond het ijzer waarmee de doodskist van Atilla werd beslagen in de Getica voor het feit dat Atilla zovele gentes had onderworpen (Getica 258). Het is daarom niet hard te maken dat de naam 'Hisarnis' in de stamboom der Amalen staat voor de relatie tussen twee duidelijk te onderscheiden groepen - id est de in het bezit van ijzer zijnde, Keltische Lugiërs en de ijzer ontberende, Germaanse Gutonen. In samenhang hiermee kan worden gesteld dat het niet te bewijzen is dat de naam gekoppeld moet worden aan de etnogenese van de Gutonen.

Over nu naar de vijfde naam uit de stamboom, de naam 'Ostrogotha'. Op grond waarvan neemt Wolfram aan dat deze naam staat voor de etnogenese van de Ostrogoten? Wolfram is van mening dat de naam 'Ostrogoten' 'zonen van Ostrogotha' betekent en bijgevolg dat Ostrogotha bij de Ostrogothen als stamvader dienst heeft gedaan. Dus tussen 'Ostrogotha' en 'Ostrogoten' bestaat volgens hem eenzelfde soort relatie als tussen 'Gapt' en 'Gauten' en tussen 'Amal' en 'Amalen'. Ook hier lijkt het daarom mogelijk dat Ostrogotha gekoppeld moet worden aan een Gotische etnogenese, in dit geval die van de Ostrogoten. |26|

Probleem is echter dat het onzeker is of er ooit een Ostrogotische etnogenese heeft plaats gehad, omdat, zoals we in paragraaf 1.4 zagen, van geen enkele groep bekend is dat zij zichzelf 'Ostrogoten' noemde. Tevens bestaat de mogelijkheid dat het element 'Ostro' in 'Ostrogoten' van het Latijnse woord 'australis' (zuidelijk) is afgeleid. |27| Hierdoor boet het idee dat de naam 'Ostrogoten' de naam van een Gotische stam was, verder aan waarschijnlijkheid in. Het is denkbaar dat de naam slechts door Romeinen werd gebruikt om een bepaalde Gotische groep aan te duiden, zonder dat zij door deze groep zelf werd gebruikt. Ook de naam 'Ostrogotha' hoeft dus niet in verband te staan met de etnogenese van een Gotische groep.

Per saldo kunnen we stellen dat het niet bewezen kan worden dat de volgorde waarin de namen staan, verband houdt met de Gotische etnogenese-processen. Dus ook de volgorde van de namen bewijst niet dat de genealogie afkomstig is uit een Tradition.

Laten we de onderzoeksresultaten van deze paragraaf eens op een rijtje zetten. Ten eerste hebben we gezien dat Jordanes niet zegt dat de stamboom der Amalen uit de Gotische legenden afkomstig is, zoals door Amory werd aangenomen, maar dat hij zegt dat in de Gotische legenden verteld wordt dat Gapt de eerste van een reeks tot halfgoden uitgeroepen Gotische koningen was. Ten tweede zagen we dat het niet kan worden aangetoond er al een Amalertradition bestond, voordat de dragers van deze traditie al diep geworteld waren in de klassieke cultuur. Dat de stamboom der Amalen was ontstaan zonder beïnvloed te zijn door in klassieke geschriften opgetekende kennis, kon daardoor ook niet worden aangetoond. Het feit dat er allerlei niet-klassieke namen in de stamboom voorkwamen, ten derde, kon daaraan geen afbreuk doen. Van oudsher, namelijk, werden niet-antieke namen opgetekend in de klassieke etnografische literatuur. Tot slot hebben kunnen zien dat het niet hard gemaakt kan worden dat de volgorde waarin de namen Gapt, Amal, Hisarnis en Ostrogotha staan, verband houdt met de Gothische etnogenese-processen. De slotsom moet daarom luiden dat de bewijsvoering weinig overtuigend is, voor de stelling dat de stamboom der Amalen afkomstig is uit een variant van de Gotische Tradition. Echter, dat zij enkel en alleen is geconstrueerd aan de hand van kennis uit de klassieke literatuur kan evenmin hard worden gemaakt.


inhoudsopgave | vorige | volgende | bovenkant pagina


Noten 3.1

1. Wolfram, History, 31; Amory, People and identity, 296 en 306.

2. Wolfram, History, 30 en 'Theogonie', 90.

3. Reinhard Wenskus, lemma 'Amaler', Reallexikon der Germanischen Altertumskunde band 1 (2e druk; Berlijn en New York 1973) 246-248.

4. Voor de cursus honorum van Cassiodorus: Tönnies, Die Amalertradition, 4-5.

5. Wenskus, 'Amaler', 248. Vgl. Amory, People and identity, 67-68 en 74-75. Overigens noemt Wenskus het feit dat een dochter van Theodorik de Grote de naam 'Ostrogotho' had, ook een voorbeeld van 'Amalertradition'. Wenskus, 'Amaler', 248. Waarom hij dat doet, is me onduidelijk.

6. Wolfram, 'Theogonie', 90 en History, 31-32.

7. Deze stamboom is gebaseerd op de stamboom der Amalen uit de Getica, uitspraken van Cassiodorus en de historische werkelijkheid zoals die door Wolfram is gereconstrueerd. N.b., de spelling van de namen is de spelling zoals die bij Wolfram is aangetroffen. Wolfram, History, 374-375.

8. Inclusief Amalafrida's en Theodoriks generatie kunnen we daarmee slechts drie (opeenvolgende) generaties onderscheiden waarin familieleden van Theodorik namen droegen met het element 'amal' erin. Het gaat daarbij om vijf namen: Amalafrida, Amalaberga, Amalafridas, Amalasuintha en Amalaric. N.B. Ik ga er hierbij van uit dat Amal geen historische persoon was. Wolfram, History, 31; Wenskus, 'Amaler', 246-247; Heather, Goths, 115-116.

9. Dat Wolfram moet beamen dat Valamir, Vidimir en Thiudimir, respectievelijk de ooms en vader van Theodorik, pas de eerste, echte historische personen uit de genealogie der Amalen uit de Getica zijn, is wat dat betreft een teken aan de wand. Wolfram, History, 31.

10. Wolfram, History, 262-263.

11. Amory, People and identity, 296.

12. Zie paragraaf 3.4.

13. Wolfram, 'Theogonie', 90.

14. Wolfram meent namelijk dat de namen inwisselbaar zijn en dat een Laatlatijnse klankwet het ontstaan van 'Gapt' uit 'Gaut' verklaart. Wolfram, 'Theogonie', 91-92.

15. Wolfram, 'Theogonie', 92.

16. Amory, People and identity, 298.

17. Wolfram, 'Theogonie', 90-96 en History, 31. Dat Wolfram spreekt van de etnogenese van de Amalen is volgens hem niet vreemd. De Amalen werden in de Getica net zoals bijvoorbeeld de Goten aangeduid met de term 'gens'. (Getica 252) Omdat de Getica dus geen onderscheid maakt tussen gens als geslacht en gens als stam, moeten wij dat ook niet doen, aldus Wolfram. Wolfram, 'Theogonie', 93.

18. Wolfram, 'Theogonie', 91-93.

19. Wolfram, 'Theogonie', 91.

20, Wolfram, History, 21.

21. Wolfram, 'Theogonie', 92-93.

22. Wolfram, 'Theogonie', 92 en History, 37.

23. Een eeuw later gingen ze voor Germanen door. Wolfram, History, 40.

24. Wolfram, 'Theogonie', 92 inclusief noot 82.

25. Bazelmans, Eén voor allen, 13-14.

26. Wolfram, 'Theogonie', 92-93.

27. Amory, People and identity, 37-38 en 297. De naam duikt namelijk voor het eerst in de bronnen op in de vorm 'Austrogothi', aldus Amory.


inhoudsopgave | vorige | volgende | bovenkant pagina



Webdesign & Layout door Charles Vermeulen
CharlesVermeulen.com